In de afgelopen weken heb ik weer flink wat online “communicatietrainingsavonturen” (mooi woord voor scrabble!) beleefd.
Natuurlijk gaat er niets boven “live” interactie, maar nood breekt wetten.
Samen leren en plezier hebben lukt wonderwel. Ook al kost ‘t je als trainer, en als deelnemer veel energie.
Na mijn startvraag om iets roods, geels en groens in huis te zoeken is ’t altijd weer een verrassing wat er tevoorschijn wordt gehaald. Bij de discussie rondom een stelling kan er een enorme pantoffel, knuffelbeest, kamerplant, tomaat of een stukkie kaas in beeld verschijnen.  Groen, eens! Geel “mwah”…. Rood, neeeeee, echt niet!
Contact maken en houden is en blijft een uitdaging.
Met die student die vanwege verbouwing bij de buren naar z’n oma is uitgeweken lukt het prima. Voor een gebloemd gordijn zit hij aan tafel achter de laptop. Af en toe schuift er een bakkie koffie, een lekker groot stuk appeltaart of een boterham in beeld. Hij blijft actief meedoen en stelt prikkelende vragen. Oma vindt het ook gezellig.
Maar hoe maak je contact met die kruin die onderaan in beeld lijkt te hangen op de bank?
Of met degene die steeds naar beneden kijkt? Juist het “lezen” van lichaamstaal is online hard werken.

De belangrijkste lessen tot nu toe?

Dat wat je ziet benoemen en vragen stellen. Soms interpreteer je iets wat je ziet anders dan ’t werkelijk is.
En ik moet ’t niet zoeken in allerlei technische toeters en bellen. De basics zoals scherm delen, chat en werken in groepjes zijn super en daar laat ik ’t voorlopig bij.
A3 blok met visualisaties en post-its. Spiekbrief en draaiboek voor m’n neus, de vaart erin houden en regelmatig peilen of iedereen nog  “aan staat”.

Grootste compliment dat ik kreeg? “Het was net alsof we bij je aan tafel zaten”.